Hoe snel je herstelt van een training hangt af van veel verschillende factoren, zoals: de zwaarte van de training, je trainingsniveau, individueel herstelvermogen, voeding, nachtrust, stress, werk en leeftijd.
Meet elke ochtend je hartslag en houdt deze bij in een dagboek
Leg een hartslagmeter bij je bed neer als je het lastig vindt om je hartslag te voelen met je vingers. Doe deze dan ’s ochtends om voordat je opstaat en meet je hartslag als je weer een paar minuten rustig ligt op. Ga hierna staan en meet na 20 seconden weer je hartslag. Schrijf beide getallen op en schrijf het verschil op. Meet een week lang het verschil in je hartslag in een rustweek. Neem het gemiddelde van het verschil als ijkpunt.
Wanneer het verschil 5 slagen afwijkt van je normale verschil moet je uitkijken. Als je 2 dagen achter elkaar een verschil van 5 hartslagen hebt moet je de training naar beneden aanpassen. Als je 3 dagen op rij een hartslagverschil van 5 slagen heeft je lichaam rust nodig en moet je een rustdag nemen.
Als het verschil telkens maar 1-2 slagen is bijvoorbeeld, mag de trainingsintensiteit wel omhoog, omdat je lichaam dan aangeeft dat wel aan te kunnen en zo meer vooruitgang kunt boeken.